Feuilleton deel 31

 

Lemförde, werken aan het spoor

We zagen uit de verte de rookwolken boven Osnabrück. Pluimen dikke, zwarte rook die opstegen uit gebouwen, woningen en fabrieken. Osnabrück had het zwaar te verduren, dat was wel duidelijk. We vergaapten ons aan de puinhoop waar we doorheen reden. Hele straten lagen plat. Overal plukjes mensen aan het werk om de boel op te ruimen en te herstellen. Branden werden geblust We waren ervan overtuigd dat men ons hier wel zou inzetten. Maar de trein tufte zonder te stoppen door de stad en boog om naar het noorden. Natuurlijk niet in één ruk. Het was een rit die de hele dag duurde. Stukken spoor volledig vernield. Bomkraters waar je een locomotief in kon verstoppen. Dit kregen we ook daadwerkelijk te zien. Een voltreffer op het spoor en in de krater was een loc gestort. Compleet vernield. Het spoor was ernaast verlegd en we vergaapten ons aan het schouwspel van mensen in vreemde pakken die het puin ruimden en het gat vulden compleet met de overleden loc. Ik zag bij sommigen achterop hun haveloze gevangenisjasje de letters AZ staan.

‘Jongens uit het kamp,’ hoorde ik iemand bedrukt naast mij zeggen.

Ik draaide me om naar de spreker. ‘Wat bedoel je?’ vroeg ik.

‘Die jongens daar met de letters AZ op hun rug. Die komen uit een concentratiekamp voor heropvoeding. Ze noemen het een Arbeitserziehungslager, een soort strafkamp. Mannen komen daar als wandelende lijken van terug. Als je iets gedaan hebt wat ze niet zint, word je naar de Gestapo gestuurd die je dan voor weken of maanden wel even zullen leren.’

‘O, dat is waar, Henk heeft erover verteld. Twee broers uit onze groep zijn daar geweest. Hij vertelde dat het verschrikkelijk was daar. Zelf heb ik de jongens er nooit over gehoord. Ze waren erg op zichzelf.’

Na de nodige onderbrekingen stopte onze trein in het plaatsje Lemförde. Ik schatte dat het zo’n 40 kilometer boven Osnabrück lag. Ik besefte dat ik er volledig naast kon zitten met al die omwegen en onderbrekingen.

Het was inmiddels avond geworden en we werden in een soort boerenschuur onthaald met soep. Overheerlijke, goed gevulde soep. Het bleek klaargemaakt te zijn voor de soldaten, maar die waren opgehouden door een bombardement op het spoor en zouden die avond niet aankomen. Soep met groente die niet verrot was, waar je de bodem van je kom niet in zag en waar zowaar spekjes in zaten. Er waren hompen brood bij, redelijk vers en met heerlijke boter en vette worst erop. Het leek een eeuwigheid geleden dat we zo’n heerlijke maaltijd ophadden en we moesten het zwaar bezuren.

We waren niet meer gewend aan normaal eten en bijna iedereen werd ziek. Toiletten waren er niet en binnen de kortste keren was het hele gezelschap te vinden in het bos rond de schuur. Tientallen mannen kermend, broek op de enkels, poepend en kotsend.

Ik voelde me ook doodziek. Pijn in mijn buik. Diarree, misselijk. Wat een ellende.

Ook de volgende dag waren we nog beroerd van het eten. Maar er was geen genade. We werden uit bed getrommeld en ook hier ochtendappèl. Iedereen stond te zwalken op de benen. Het was koud, ik voelde me ziek en zwak. Na het appèl kregen we wat brood en warm water wat voor thee moest doorgaan. Er werd ons op het hart gedrukt, dat de homp brood voor de hele dag bedoeld was, of we daar maar zuinig mee wilden zijn. We zouden pas in de avond soep krijgen. Ik hoorde het gekreun om me heen bij het woordje ‘Suppe’. Later bleek dat het weer gewoon water met wat verdwaalde stukjes knol was. De soep van de eerste avond was een eenmalige luxe.

Er was een man van het spoor die kwam uitleggen wat we moesten gaan doen. Ook nu moesten we weer op de foto. De foto bleek voor het zogenaamde Lagerausweis te zijn. Hierop stond dat we voor de Deutsche Reichsbahn werkten. Netjes met foto van onze tronie op de voorkant en op de achterkant stond: ‘Der Inhabe dieses ist berechtigt sich auch nach 19 Uhr bis spätestens 21 Uhr in der Ortschaft Lemförde zu bewegen.’ Het gaf ons wat vrijheid in de vroege avond. Vaak waren we te moe, maar er waren er een aantal die er een heus bijbaantje in de avonduren bij hadden. Ze werkten bij een boer, of klusten wat bij een vriendelijke officier. O ja, die waren er ook soms. Altijd in ruil voor eten of sigaretten. Een echte sigaret was een hele traktatie, meestal rookten we ‘bukshag’. De spoorman vertelde dat buiten Lemförde het spoor moest worden omgelegd van de lijn Bremen-Osnabrück. Er was inmiddels zoveel vernield door de Britse aanvallen, dat het spoor daar werd omgeleid en veranderd werd in smalspoor. Onze taak was het sjouwen van bielzen, wissels en spoorstaven, het aanstampen van het grind onder de bielzen met een stuk hout en alle rotklussen waar de Duitse werkmannen blijkbaar te goed voor waren.

Het ombouwen naar smalspoor was een hels karwei. Alles met de hand. Met 25 man sjouwen met spoorstaven en wissels. Steeds vluchten of dekking zoeken als er weer eens een aanval van Engelse jabo’s was. Soms ons werk van die dag vernield, waardoor we weer opnieuw konden beginnen. Het oude hout van de bielzen moesten we brengen naar het kosthuis van de aannemer van het spoor. Daar werd het hout verstookt.

Al met al was het regime daar wat vriendelijker, of moet ik zeggen wat minder bruut, als in ons vorige werk. Er was wel bewaking, maar die stopte je af en toe nog wel eens een peuk toe. Ook werd er niet direct geslagen of geschopt als iets niet naar hun zin was. Oké, het moest nog steeds ‘schnell, schnell’, maar dat waren we gewend geraakt. Hooguit kreeg je een por in de rug.

Op zondag hadden we een vrije dag. ‘Bietsdag’ noemden we dat. In groepjes gingen we dan de boerderijen langs. De kleinsten onder ons die het zieligst konden kijken klopten dan aan bij de boerderijen in de buurt. Soms kregen ze een schop van de boer, soms wat eten van de boerin, zij waren gevoeliger voor de zielige gezichten. In de avond werd in het lager het eten eerlijk verdeeld en was het feest.

 

+++++++++++++++ wordt vervolgd +++++++++++++++

 

Foto 1. Voorbeeld lagerausweis

Foto 2. De mij enig bekende foto waar 2 AZ gevangenen uit het strafkamp Ohrbeck te zien zijn, temidden van “gewone” dwangarbeiders.