Feuilleton deel 44

 

noot van de schrijver vooraf:

Het vervolg van het verhaal speelt zich af in het strafkamp Ohrbeck. Het is het heftigste deel van het boek. Ik kan me voorstellen dat het soms eigenlijk te erg is om te lezen. Om dezelfde reden konden slachtoffers er later vaak niet over spreken. Het was gewoon te erg!

Haak niet af. Uiteindelijk werd ook dit kamp door de geallieerden bevrijd en werd het kwaad vernietigd. Helaas om later altijd weer de kop op te steken. ‘Dit nooit meer!’ bleek ijdele hoop te zijn.

 

Strafkamp Ohrbeck

Piepend kwam de vrachtwagen tot stilstand. Buiten hoorden we onverstaanbare Duitse commando’s en klonk het of er een poort werd geopend, waarna de vrachtwagen zich weer voor een paar meter in beweging zette, voordat hij definitief stopte en de motor werd uitgezet.

De achterkant van de vrachtwagen werd opengegooid, en we werden ‘Los! Los!’ naar buiten gecommandeerd. Ging het niet snel genoeg dan sleurden ze je er wel uit. Sommigen vielen daardoor in de papperige blubbersneeuw. Ik belandde gelukkig op mijn beide voeten en smeltwater drong door de gaten in mijn schoenzolen. Het had lang geduurd, maar ook mijn schoenen hadden het begeven.

‘In der Linie!’ commandeerde één van de moffen die ons gebracht hadden.

We vormden een rij voor de vrachtwagen, in de houding zoals we inmiddels allemaal geleerd hadden. Een onberispelijk gevormde rij haveloze, stinkende, met luizen bedekte zwervers.

En vervolgens bleef het daarbij. De soldaten liepen weg, richting een drie verdiepingen hoog, naargeestig gebouw. Daar stonden wat bewakers bij de voorgevel te schuilen tegen de ijzige wind. We stonden op het voorterrein van dat gebouw met diverse bijgebouwtjes. Een rilling ging door mijn lijf. Wat was dit voor gruwelijke plek?

Het terrein was verlaten op een groep mannen na, die in de buurt van de bewakers en soldaten naar ons stonden te kijken. Zo te zien waren het burgers. Waren dit de andere gevangenen? Hun kleren zagen er heel wat beter uit dan de onze. Ze waren ook niet erg mager, ik zag er zelfs één die een forse buik had en een dikke kop. Een tweepersoonshoofd zou Joop zeggen. Mijn gedachten gingen terug naar Joop Scherpenisse, die altijd dit soort grappige uitdrukkingen had. Het leek een eeuwigheid geleden dat we ons verstopten op Zuid als er weer eens een deur-aan-deur huiszoeking was. Zou hij deze verschrikkelijke dans zijn ontsprongen? Ik hoopte het voor hem. Deze nachtmerrie gun je je ergste vijand nog niet.

De soldaten voor het gebouw waren met de bewakers aan het praten en lachen. Ze hadden een sigaret opgestoken en lieten die rondgaan.

Niemand, behalve het groepje burgermannen, had oog voor ons. Ook zij hadden het op een gegeven moment wel gezien en gingen het gebouw in op zoek naar wat warmte waarschijnlijk. We werden aan ons lot overgelaten. Niemand had meer belangstelling voor ons, zo leek het. Voorzichtig keek ik om me heen. Het terrein was met een hoog, dubbel prikkeldraadhek ommuurd. Links naast het hoge gebouw, achter het hek, stond een soort huis. Aan de achterzijde van het hoofdgebouw was een spoordijk. Van achter het gebouw kwamen wat mannen met spullen in hun armen. Ook zij waren redelijk gekleed, de meesten hadden zelfs een jas aan. Een bewaker liep met hen mee. Het waren dus inderdaad gevangenen. Zo te zien liepen ze wat te praten met elkaar. Er was een moment dat een bewaker ineens uithaalde naar één van de gevangenen. Waren de verhalen over het AZ dan overdreven? Want, dit soort afstraffingen gebeurde ook in de ‘slechte’ werkkampen. Daar, waar de Lagerführers van die sadistische mannetjes waren. Figuren als ‘Brutus’ uit mijn eerste Lager. Kleine Hitlers die er plezier in hadden om ons, hun werkvee, het leven zuur te maken. Er was niet veel voor nodig om ons te straffen. Bijvoorbeeld als mannen een korst brood hadden gestolen van elkaar omdat ze stierven van de honger of de boel een beetje saboteerden. Dan kregen ze straf en niet zo’n beetje ook. Deze gevangenen leken goed verzorgd te worden.

Toen zag ik vanachter een barak die tegen de rechtervoorzijde van het gebouw was gebouwd, een kromgebogen mannetje tevoorschijn komen. Hij had een grijs gevangenis pak aan, een muts stond scheef op zijn kop. Even hief hij zijn hoofd op. Lege ogen staarden me aan. Ik werd koud van binnen. Had het gevoel in de ogen van de dood te kijken. Strompelend bezemde hij verder het terrein schoon van sneeuw.

Langzaam draaide ik mijn hoofd wat naar achter. Bij de ingang was een wachttoren waarin een soldaat die het kampterrein overzag. Toen hij me zag kijken pakte hij zijn geweer van zijn schouder en richtte het op me. Snel draaide ik me weer terug en keek recht voor me uit, dorst me niet meer te verroeren.

Het ijswater ging steeds meer pijn doen aan mijn voeten en ik moest de neiging onderdrukken om mijn voeten warm te stampen. Ik was niet de enige die last kreeg van de kou. De rij werd steeds onrustiger. Het was ook bijna onmogelijk je niet te bewegen in deze kou.

Was het ze hierom te doen? Net zo lang wachten tot we in beweging kwamen en ons dan daarom straffen? Maar er kwam geen reactie van de bewakers. Waarschijnlijk zagen ze van die afstand niet eens ons gebibber en voorzichtig geschuifel. In mijn linkerooghoek zag ik wat beweging. Een buurman wat verder in de rij stond heen en weer te wiebelen op zijn voeten tot hij, als een plank, naar voren viel met zijn gezicht in de vieze drab. Het bracht de man wel tot zijn positieven, want hij krabbelde vrijwel direct weer langzaam overeind.

Alsof dat een teken tot actie was, werd de voordeur opengesmeten. Een lange gestalte stond in vol ornaat in de deuropening. De soldaten en bewakers sprongen in de houding en hun arm vloog omhoog om hem te groeten. Waarschijnlijk de commandant van het kamp, dacht ik. Hij kwam op ons afgestampt met in zijn kielzog een forse bewaker die een bullenpees in zijn hand meedroeg.

Op een meter of vijf afstand van ons bleef de commandant staan. Zijn SS-uniform was smetteloos. Hij keek ons doordringend aan. De bewaker die met hem mee was gekomen liep direct op de man af die gevallen was. Hij vroeg iets in een andere taal. Pools? Russisch? Oekraïens? Ik had inmiddels veel mensen ontmoet uit die streken, allemaal net als wij aan het werk voor de nazi’s, maar voor mij leken al die Oost-Europese talen op elkaar.

‘Müde?’ vroeg hij nu in het Duits met een zwaar accent op sarrende toon.

De man stond wat wankelend in de houding en keek strak voor zich uit.

Voor een tweede maal vroeg de bewaker of de man moe was en kreeg ook nu geen reactie. De angst droop inmiddels van zijn gezicht.

‘Liegen!’ schreeuwde de bewaker nu tegen de man, die hem niet begrijpend aankeek.

‘Liegen! Liegen! Liegen …!’

Achterelkaar bleef hij schreeuwen dat de man moest gaan liggen en met elke ‘Liegen!’ sloeg hij de man op zijn hoofd met zijn bullenpees.

De arme donder viel op zijn gezicht terwijl de beul ‘Liegen! Liegen! Liegen! onophoudelijk schreeuwde en hem bleef slaan.

Hij slaat hem gewoon voor onze ogen dood! dacht ik.

De commandant draaide zich om en liep terug naar het gebouw terwijl de gek gewoon doorging met schreeuwen en slaan.

Toen zijn slachtoffer niet meer bewoog, stopte hij, ging op de rug van de man staan en zichtbaar tevreden met zichzelf staarde hij ons stuk voor stuk uitdagend aan.

Hij hoopt dat iemand reageert.

Ik zag het been van de man wat bewegen.

Hoe is het mogelijk, hij leeft nog, dacht ik.

‘Mitkommen!’ brulde hij.

Hij stapte van de man af en draaide zich om. We volgden hem als bange, makke schapen naar de slachtbank. Niemand van ons dorst de gewonde man overeind te helpen.

 

+++++++++++++++ wordt vervolgd +++++++++++++++

 

De hoofdpersoon maakt hier kennis met Alex Kalynschuck. De beul, of moet ik zeggen ‘hoofdbeul’ van strafkamp Ohrbeck. Ook bekend onder de namen AEL Ohrbeck, het AZ van Ohrbeck, de Augustaschacht. Ik heb het verhaal niet mooier of lelijker gemaakt dan hoe het was.

De verschillende soorten concentratiekampen in nazi-Duitsland waren gericht op verschillende doelen. Het doel van de AEL’s was het breken van mensen. Moord was niet persé de bedoeling, hoewel een mensenleven geen enkele waarde had, maar het doel was de menselijke geest kapot te maken en ze zo als voorbeeld stellen dat men te gehoorzamen had, niet mocht vluchten, bedelen of een korst brood mocht stelen.

Alle middelen werden daartoe aangewend. Kou, zwaar en gevaarlijk werk, marteling, verhongering, eindeloze inspecties met vernederende oefeningen, slaag, openbare lijfstraffen met stok of zweep.

Alex of ‘Max’ of ‘de Rus’ zoals hij ook werd genoemd is door vele getuigen benoemd tot de grootste sadist en beul van het kamp.

Mijn Oom Willem van der Horden noemde hem ‘de Rus’ die zijn zwager (mijn andere oom Piet Vitters) voor zijn ogen vermoordde.