Feuilleton deel 5
Spes Bona
Met elke straat werd de massa groter. De lange rij ging door de straten van Zuid richting Dalweg naar danszaal Spes Bona. Vanuit verschillende richtingen stonden er rijen voor de zaal van ‘Spes’. Bij de ingang controleerde een beambte van de SD mijn papieren. Luid las hij mijn naam en geboortedatum op, terwijl de man naast hem keek of ik op een van hun lijsten voor kwam. Toen alles in orde bleek, werd ik ruw naar binnen geduwd.
Daar was het druk, benauwd, klam van de natte, dampende kleding en het stonk er als een varkensstal, maar het was er tenminste droog. Ik zag nog meer bekende gezichten. Onze postbode, blijkbaar zo van straat geplukt, de tas nog om zijn nek. De wijkagent was zo te zien ook de pineut. Ik keek om me heen. De gezellige wandschilderingen waren in schril contrast met de schreeuwende en snauwende soldaten.
In de hoek van de ruimte stond een aparte groep. Deze mannen moesten strak in het gelid staan en werden extra zwaar bewaakt. Bij het minste of geringste werden ze afgeblaft, geschopt en geslagen.
Een man stond het hoofdschuddend aan te zien, liep op een Duitse officier af en op hoge toon liet hij zijn afkeuring blijken. De man werd met een vuistslag de mond gesnoerd.
‘Ze pikken alle illegalen en contractbrekers eruit, er staat zelfs een Jood tussen’, fluisterde Kees.
Er was niet zo veel over van die vriendelijke ‘broeders’ van ons. In het begin van de bezetting deden ze nog een beetje hun best om aardig over te komen, probeerden ons, als ‘Brüder Volke’ en mede-Germanen, voor zich te winnen. Dat masker hadden ze wel afgegooid. In de loop van de oorlog was het steeds grimmiger geworden. Zeker na ‘dolle dinsdag’ een paar maanden geleden, toen we dachten dat onze bevrijders voor de deur stonden. Breda was al bevrijd, werd verteld door Radio Oranje.
Uit alle hoeken en gaten werd de Nederlandse vlag en oranje vaandels tevoorschijn gehaald. De hele straat vierde feest en was versierd. Er werd gevraagd wie er mee ging naar de Bree om de geallieerden toe te juichen en binnen te halen. Van Breda naar Rotterdam was tenslotte maar een paar uur. Ook moeder had het oranje vaandel aan de voordeur gehangen, maar binnen vijf minuten had pa het er mopperend vanaf gehaald en gezegd dat ze daar nog maar even mee moest wachten. ‘Je weet niet hoe er op gereageerd wordt door de Duitsers. We kunnen nog lang genoeg feest vieren.’
En hoe had hij gelijk gekregen. Toen die moffen merkten dat het loos alarm was, waren ze pisnijdig en namen bloedig wraak op de bevolking. Ze reden al schietend door de straten. Lieten ons rennen voor ons leven en schoten soms ook gericht. Ze schoten zelfs op politieagenten. Meerdere mensen waren in die septembermaand door hun kogels gedood. Vader had een doodgeschoten jongen gezien bij de Maashaven. Hij had niets gedaan, gewoon de pech om op dat moment daar te zijn toen een bus met soldaten langsreed en op de menigte begon te schieten. Soms waren ze straalbezopen en staken huizen in de fik. En die smerige Grüne Polizei smeten zomaar handgranaten bij mensen naar binnen. Op straat werden we constant lastig gevallen en dan vroegen ze naar onze papieren. Zo hadden ze al 46 illegale werkers opgepakt op straat die ze standrechtelijk executeerden. Het was een angstige tijd en door de spoorwegstaking werd het voedsel schaars. Er was in Rotterdam geen voedsel meer te krijgen. Mensen trokken er steeds verder op uit om wat aardappels of groente te kopen of te ruilen. Op Voorne-Putten was de voorraad inmiddels ook op. Brabant of het oosten en noorden van Nederland werden al genoemd waar nog eten te vinden was. Gelukkig had moeder bij een scharrelaar nog een zak aardappels kunnen ruilen voor ons orgel. Met pijn in het hart zag ik ons mooie harmonium op de kar van de boer geladen worden. Hij had al meer buit bemachtigd. Dure spullen voor een paar aardappelen. Er zijn altijd mensen die profiteren van een ander zijn ellende. Maar we waren blij met de piepers.
+++++++++++++++ wordt vervolgd +++++++++++++++
Spes Bona was een buurtgebouw op Zuid. Het was één van de vele kleine verzamelpunten, vandaar ging het naar het Feijenoordstadion.
Tussen dolle dinsdag (5 september 1944) en 10 november werden 46 verzetsstrijders zonder vorm van proces gefusilleerd. Duitse soldaten schoten vaak zonder reden met scherp. Op 27 september schoten ze vanuit een autobus op een menigte mensen bij de Maashaven. Een jongen van 13 raakte dodelijk gewond. Soms schoten ze op willekeurige fietsers en voetgangers. Daarbij vielen twee doden en drie gewonden. Drie huizen gingen in vlammen op door brandstichting en gebruik van handgranaten.
Het verhaal van het orgel en de zak aardappelen komt uit de familie van de auteur. Toen ik als kind het verhaal van mijn oma hoorde begreep in niet waarom ze zo’n prachtig orgel had kunnen ruilen voor wat aardappels. Ik had geen idee wat honger was.