Feuilleton deel 4
Kees was altijd goed ingelicht. Hij had een paar ooms bij het verzet en zelfs een bij de beruchte KP van Rotterdam-Zuid, de knokploeg van het verzet op Zuid die nergens voor terugdeinsde als het op moffen aankwam. Ze hadden zelfs twee foute agenten neergeschoten bij een mislukt plan voor een overval op een distributiekantoor. Bij Kees luisterde ik wel eens naar Radio Oranje.
‘Wat bedoel je met contractbrekers Rooie?’ vroeg ik hem.
‘Dat weet je toch wel man? Mannen die al aan het werk waren voor die moffen, maar gevlucht zijn of na verlof niet meer teruggegaan zijn. Ze hebben lijsten bij zich van die gezochte mannen en als je erop staat ben je nog niet jarig. Mannen van het verzet staan er ook op als ze verraden zijn. Ik zag er net een die door drie soldaten werd afgetuigd.’
Kees wist ook te vertellen dat we allemaal afgevoerd zouden worden naar het nieuwe Feijenoord stadion.
‘Ik hoorde het van een mannetje dat was teruggestuurd omdat hij al bijna 50 was, de mazzelaar. Hij zei dat er al een paar duizend man in het stadion was gedreven door die moffen. Misschien kunnen we nog een balletje trappen. Nederland tegen Duitsland. Zal ik ze eens een rotschop geven.’
Ik kon niet echt lachen om zijn grap. Kees keek naar Johan en mij. ‘Kom op jongens, niet zo sip, we zijn in een paar dagen weer thuis. We zullen wel ergens moeten gaan spitten, daar pakken ze vaker mensen voor op, of aardappels rooien in Drenthe. Kunnen we misschien nog een zootje in onze zakken mee terugnemen. Hebben we weer eens piepers op het menu.’
Kees keek om zich heen. ‘Ik heb ook wel een zin in een avontuurtje. We zitten sinds september alleen maar binnen sinds die moffen de spertijd hebben ingesteld. ’s Avond vroeg naar binnen. Niets te doen. Buiten te gevaarlijk, binnen te saai. Ik verveel me kapot. Het is dat ik af en toe een illegaal blaadje mag rondbrengen voor mijn ooms. Dat is tenminste nog een beetje spannend’
‘Ben je niet bang dan Kees?’ vroeg ik.
‘Bang waarvoor?’ Ik denk dat die moffen banger zijn dan wij. Tommie staat al voor de voordeur en Ivan aan de achterdeur.’
In een deuropening stond een vrouw te gillen. Ze had de arm vast van haar zoon.
‘Hij is nog maar zestien! Zestien! Hij is te jong. Hij is nog een kind!’
De soldaat sleurde de angstig kijkende knul op straat. De vrouw viel op haar knieën, maar liet niet los.
‘Nee, hij is nog een kind! Alsjeblieft!
Onverbiddelijk trok de zwijgende soldaat de jongen uit haar handen. En terwijl de jongen onze richting op werd geduwd, dreef een andere soldaat de wanhopige vrouw terug haar huis in.
‘Hee, knul kom maar bij ons staan,’ zei Kees tegen hem, ‘heb je helemaal niets bij je?’
De jongen schudde snikkend zijn hoofd.
‘Ik ben Kees, rooie Kees noemen ze me ook,’ en hij wees naar zijn rode krullenkop. Hij stelde ook ons aan hem voor. ‘Hoe heet jij maatje?’
‘Henk, Henk de Groot,’ antwoordde de jongen.
‘Oké Henkie, kom op man, je lieve moedertje ziet je over een paar dagen weer terug. Trouwens als je 16 bent dan pikken ze je er later wel weer uit, hoor. Sturen ze je bij de controle weer naar huis.’
‘Ik ben al 17 mompelde Henk.’
‘Ai, dat is pech,’ Kees legde zijn arm om zijn schouder, ‘dan zit je voorlopig even met ons opgescheept.’
Het werd steeds drukker op het plein. Ik trapte mijn voeten warm en blies in mijn handen. Het was gemeen koud en nat. Het vroor net niet, maar door de ijzige regen en de koude wind leek het wel of we op de Noordpool waren beland. We stonden inmiddels al meer dan een uur te blauwbekken in de regen. Gelukkig waren we nu dicht opeengepakt, hadden wat warmte van elkaar en werd de wind grotendeels tegengehouden door de buitenste mannen. Ik keek naar Henk en Johan, zij hadden geen kans gekregen eten en warme kleding mee te nemen. De moeder van Henk was later nog naar de groep komen lopen met een jas, een lange broek en koffer, maar werd tegengehouden door een norse soldaat. Hij stuurde haar onverrichter zaken terug.
Eindelijk commandeerde een officier dat we ons weer in beweging moesten zetten. Langzaam schuifelde de groep door de wijk Hillesluis. Op de hoek van een straat zag ik een bekende landverrader lachend tegen een gevel staan roken. Demonstratief zwaaide hij ons uit. Wacht maar tot de Tommies komen, dan zal je wel anders piepen, dacht ik. Met duim en wijsvinger maakte Kees een schietgebaar naar hem.
+++++++++++++++ wordt vervolgd +++++++++++++++
De knokploeg Rotterdam-Zuid was berucht, het was een militante afdeling van het Rotterdamse verzet, die het geweld niet schuwde. Later zullen we hier verder op ingaan.
10 november 1944 was een natte en koude dag. De gevoelstemperatuur was net boven nul. Er stond een forse wind en er viel die dag veel regen.
Bij de 52.000 jongens en mannen die werden opgepakt was er een belangrijke bijvangst van mannen die al gezocht werden. Mannen uit het verzet, joden en ook zogenaamde contractbrekers.
Als deze mensen werden herkend of op de lijst van gezochte personen stonden dan werden ze apart gezet en direct gevangen genomen.