Feuilleton deel 38

 

De keldergevangenis

We stopten voor een kasteelachtig gebouw met een enorme poort. Achter de poort was de grote binnenplaats van het gebouw, die hel verlicht was met schijnwerpers. Lekker slim, dacht ik nog en was verbaasd over mijn eigen gedachten op dit moment, mooie uitnodiging aan de Tommies om hun bommentuig te droppen!

De grote Duitser was uitgestapt, trok de deur van de auto open aan mijn kant en sleurde me eruit. Voor de deur van het gebouw, stonden twee soldaten die in de houding sprongen voor de man in burger en met een afgemeten: ‘Sieg heil!’ brachten ze hem de Hitler groet. De deur werd geopend en de twee soldaten namen me mee naar binnen.

‘Stehen bleiben!’ snauwde er één tegen me en zette me bovenaan een trap die naar een kelder voerde. Onder aan de trap stond een bewaker me op te wachten. Rechts van me ging een trap naar boven. Daar stond inmiddels de man in burger met naast hem zijn chauffeur. Ze keken naar me alsof ze iets van me verwachtten. Moest ik nu naar beneden lopen of niet? Van beneden hoorde ik gekerm. De man met de kille ogen pakte een sigaret en stak hem met een loom gebaar op. Wat gebeurde hier! Wat was dit voor verschrikkelijke plek? Wat zijn ze met me van plan en waarom moet ik hier zo stil staan? Het duurde een eeuwigheid.

Zonder waarschuwing kreeg ik een harde trap tegen mijn rug en ik tuimelde de stenen trap af. Ik viel voor de wachtende bewaker die beneden stond. Op het moment dat ik voor zijn voeten neerviel, begon hij me te trappen waar hij me maar kon raken. Alsof ik een voetbal was trapte hij mij richting een zware metalen deur. Ik hoorde mezelf schreeuwen en smeken. Het andere gekerm in het souterrain was opgehouden, kennelijk was iedereen stilgevallen door mijn gegil.

Mijn lijf schreeuwde het uit van pijn. Ik smeekte de soldaat te stoppen. Hij opende de deur van wat een overvolle cel bleek te zijn en gaf me een laatste schop terwijl ik naar binnen kroop.

Kennelijk had ik het bewustzijn verloren. Vaag zag ik de ogen van een man die voorovergebogen boven me zat. Mijn rechteroog zat dicht en elke ademhaling zorgde voor een helse pijn in mijn zij. Verder voelde mijn hele lijf beurs.

‘Gaat het maatje?’ vroeg de man.

Ik probeerde wat overeind te komen, maar werd teruggeroepen door mijn rug die dat niet zo’n goed idee vond.

‘Blijf maar even liggen knul, ze hebben je flink te grazen genomen.’

‘Dorst, dorst…’ bracht ik kreunend uit.

‘Sorry jongen, je zult even moeten wachten. We hebben hier niets te drinken voor je.’

Ik zakte weer weg.

Ik werd pas de volgende morgen wakker. Mijn hoofd barstte uit elkaar en mijn lijf voelde beurs. Mijn oog zat nog steeds dicht, maar ik was wel wat helderder in mijn hoofd. Ik voelde de kou van de stenen vloer waar ik op lag, maar ook dat ik aan alle kanten tussen andere mensen in lag die tegen mij aan zaten of lagen. Voelde allerlei ledematen over me heen liggen. Het was te donker om de ruimte goed te kunnen zien waar ik lag. Ik hoorde wel de slapende geluiden van anderen direct om en over me heen.

Elke beweging om me vrij te maken van de armen en benen joeg een pijnscheut door mijn lijf.

Ik ben in de hel aanbeland. Zo moet het daar zijn. Gevangen in een altijd brandende pijn. Speelbal van duivels die je op elk moment kunnen pijnigen, gewoon voor hun plezier. Overgeleverd aan de waanzin van een stelletje sadisten die zich voeden met je angst. Die lachen om je gesmeek. Of nog erger, die het totaal niet uitmaken wat je voelt. Alsof je een worm bent. Een nietszeggend stuk vuil dat je van je voetzool moet schrapen.

Wat zijn dit voor mensen? Wat heb ik hen aangedaan om dit te verdienen?

Mijn lijf doet zo’n pijn. Ik durf haast niet te ademen. Zouden mijn ribben gebroken zijn?

 

+++++++++++++++ wordt vervolgd +++++++++++++++

 

Het kasteelachtige gebouw, is het slot Osnabrück (zie foto 1)

In 1937/38 werd de westelijke vleugel van het kasteel uitgebreid voor gebruik door de Geheime Staatspolitie (Gestapo). Ze hadden er nu officiële kamers, gevangeniscellen, verhoor- en martelruimtes. Een deel van de kelder werd tijdens de oorlog gebruikt als schuilkelder en kreeg de voorkeur van de Gestapo voor haar "verzwaarde verhoren". Sinds 2001 is de "Gestapokeller im Osnabrücker Schloss e.V. (stichting/museum)" in de bewaard gebleven gevangeniscellen ondergebracht. Na de Nacht van Gebroken Glas in november 1938 werden Joodse Osnabrückers in de kelders opgesloten voordat ze naar concentratiekamp Buchenwald werden gedeporteerd. Ook politieke gevangenen, andere joodse burgers en buitenlandse dwangarbeiders werden later aanvankelijk in de cellen vastgehouden. Een plaquette op de westelijke vleugel verwijst sinds 1995 naar de slachtoffers van de Gestapo in Osnabrück.

Hoofd Gestapo aldaar ss-Hauptsturmführer Karl Haas (zie foto 2)

Dwangarbeiders werden in kleine cellen (zie foto 3) opgesloten en mishandeld. Soms was het zo druk in de cel dat men zich nauwelijks kon verroeren. Na dagen of weken verdwenen ze naar het concentratiekamp Ohrbeck, 10 km verderop, het zgn. AEL Ohrbeck ook wel genoemd ‘de Augustaschacht’ (tegenwoordig een museum)

AEL: Arbeitserziehungslager, ofwel heropvoedingskamp.